De firma A. Serné werd in 1866 opgericht door Arend Serné en zijn vrouw Helena van Hoekelen, die beiden enthousiaste amateur-toneelspelers waren. Ze hadden er veel genoegen in zelf hun toneelcostumes te maken en requisieten te timmeren, wat Arend als beroepstimmerman gemakkelijk af ging. De gemaakte costumes werden zorgvuldig bewaard, de voorraad aangevuld door de koop van uniformen, wapens en dergelijke. Er bleek al gauw bij andere amateurs een grote behoefte te bestaan aan costumes. Zo was de start voor een verhuurbedrijf gemaakt.
De voorraad groeide snel, zodat langzamerhand ook beroepsgezelschappen gemakkelijk hier hun keus konden maken. De operette, het Rembrandt theater, het gezelschap van Prot, om enkele te noemen, waren vaste klanten. Rond de eeuwwisseling kenden de studentenmaskerades een grote bloei; veel costumes werden in opdracht gemaakt naar tekeningen van Anton Molkenboer en bleven in het bezit van de studenten.Maar ook een aantal werden in huur gemaakt en zorgde voor een snellere uitbreiding. Daarnaast was ook het balmasqué een zeer geliefd amusement, waar met veel fantasie costumes voor werden gemaakt.
Om de concurrentiepositie te verbeteren maakte de firma Serné graag costumes naar tekeningen van de costume-ontwerpers. Daardoor kreeg de verzameling een bijzonder cachet. Veel costumes werden in huur gemaakt, andere in opdracht voor de verkoop. Omdat de gezelschappen financieel noodlijdens waren en weinig subsidie kregen, ging er nog wel eens een ensemble failliet en kocht de firma zijn eigen costumes weer terug.
Naast toneelvoorstellingen was het ook druk met de costumering van allerlei evenementen: Briels gaf stadionspelen, in 1948, de kroning van Juliana, "Wie wint de pot?" (een soort ganzenbord), opera en ballet voorstellingen in het park van Apeldoorn. De laatste grote optocht was in 1955 in Den Haag: Nederland tien jaar bevrijd. Alleen sinterklaasoptochten in Heerlen, Hilversum en Amsterdam hebben zich kunnen handhaven.
Het verlies van de Nederlandse Comedie als klant werd gelukkig in de zestiger jaren opgevangen door de groeiende Televisie. oor de grote producties van de verhalen van Couperus, Guy de Maupassant en Baccacio, De geschiedenis der kleine Luyden, Willem van Oranje, moesten ook veel costumes tevoorschijn komen. Film en Televisie bestrijken grotere lokaties dan het toneel en moeten gestoffeerd worden met veel volk.
In 1990 werd een begin gemaakt met de opheffing van de zaak. De Nederlandse Opera kocht regelmatig costumes en in 1993 een collectie zwaarden van honderdtwintig stuks. Via deze relatie ging er nog iets naar Berlijn, Wenen en Brussel. Het pakhuis werd te koop aangeboden en ging op 17 augustus 1994 over in handen van een stichting met het doel het op te delen in appartementen.
bron: fragmenten uit "De firma A. Serné & Zoon in arendsvlucht" door Arend Serné (Amsterdam, 1995)
Dit is een "nekmerkje" uit een kostuum dat Rodolphe Serné op de kop wist te tikken.
bron: Rodolphe Serné
bron: Gemeentearchief Amsterdam
Groenburgwal 56 te Amsterdam was jarenlang het pand van A. Serné & Zoon. Deze foto is gemaakt op 6 januari 1956.
Tekstboekje met Illustraties van Alfaro.
Nieuwe Costumes van A.Serné & Zoon, naar teekeningen van Alfaro. Regie van Pmerot Jr. (Amsterdam, zonder uitgever en jaartal). Hlinn. 22p. - Hoogst zeldzaam Thymiana. Zie Jaarboek Amstelodamum nr. 43 / 1948, "Vondel bij Prot gehuldigd" van Ba.Wolterson. Alfaro is Aug. Reyding. G.H.Felix is Alberdingk Thijm. |
Antiquariaat De Friesche Molen: fl. 450,-
bron: (d.d. 7 oktober 2000)
bron: CBG: Algemeen Politieblad (1893)